Welzijn als vertrekpunt
Stilstaan bij mijn manier van werken
Een ruimte goed laten voelen begint voor mij bij hoe we ons als mens tot die ruimte verhouden. Hoe we binnenkomen, ons oriënteren, bewegen, concentreren en ontspannen. Hoe licht, geluid, geur, temperatuur en materiaal samen een sfeer vormen waarin we tot rust komen of juist geactiveerd worden. Welzijn is een optelsom van zintuigen.
In 2024 schreef ik een scriptie. Mijn onderzoek draaide om factoren die onze ervaring van ruimte bepalen: relatie tot de omgeving, licht, lucht, beschutting, comfort, routing en sfeer. Wat ik toen nog als losse thema’s onderzocht, herken ik nu als fundament van mijn werk.
In mijn werk merk ik hoe sterk tegenstellingen daarbij werken: licht en donker, ruw en glad, open en gesloten. Ze helpen ons oriënteren, brengen spanning of juist rust, geven karakter en richting. Ze maken een ruimte voelbaar. Niet door visueel spektakel, maar door wat je lichaam registreert, zonder dat je het altijd bewust benoemt.
Welzijn is niet universeel. Wat voor de één werkt, kan voor de ander juist te veel zijn. Daarom begint ontwerpen voor mij altijd met luisteren. Begrijpen wie er gebruik van maakt, wat er nodig is, wat er al is. De keuzes die ik maak — voor natuurlijke materialen, voor zachte overgangen, voor heldere indelingen — komen voort uit die gesprekken. Een ruimte doet iets met je. Je voelt het zodra je binnenkomt. Soms zit het in iets wat je bijna niet ziet, maar wél voelt. Welzijn is geen afvinklijst. Het is een manier van kijken, luisteren, ontwerpen.


Zoeken naar de betekenis van welzijn
In mijn scriptie onderzocht ik hoe welzijn in de gebouwde omgeving gedefinieerd en beleefd wordt. Het begrip leek vaak vanzelfsprekend, maar bij nader inzien bleek het veel lagen te hebben. Welzijn is meer dan een gevoel van comfort of veiligheid; het is de kwaliteit van de ervaring die een ruimte biedt. Het gaat over hoe fysieke omstandigheden – zoals licht, temperatuur en geluid – ons gedrag en onze stemming beïnvloeden, maar ook over de emotionele en zintuiglijke lagen die moeilijker te vangen zijn.
Ik merkte dat welzijn in de literatuur vaak uiteenvalt in deelaspecten. Daglicht wordt bijvoorbeeld verbonden aan concentratie en herstel, terwijl de akoestiek van een ruimte bepaalt of we ons kunnen ontspannen of juist voortdurend afgeleid raken. Ook speelt bescherming een rol: de mate waarin een ruimte geborgenheid biedt, maakt dat we ons veilig voelen en onszelf kunnen zijn. Deze elementen samen maken duidelijk dat welzijn geen abstract begrip is, maar iets wat voortdurend vorm krijgt in de wisselwerking tussen mens en ruimte.
Wat ik destijds nog niet zo noemde, herken ik nu als de kern van wat ik als bureau wil uitdragen: welzijn. De thema’s licht, lucht, beschutting en comfort zijn niet alleen onderzoeksbegrippen, maar ook waarden die ik dagelijks inzet in projecten. Voor de interieurarchitectuur betekent dit dat welzijn niet als sluitstuk gezien kan worden, maar als uitgangspunt. Iedere keuze in materiaal, indeling of detaillering draagt bij aan de ervaring van gebruikers. Juist in het subtiele samenspel van die keuzes ontstaat een interieur dat ons ondersteunt in het dagelijks leven.


Ruimtebeleving in vele lagen
In de literatuur over ruimtebeleving komen steeds opnieuw dezelfde factoren terug die samen ons gevoel van welzijn bepalen. Het gaat om meer dan afzonderlijke kwaliteiten; juist de samenhang maakt dat een ruimte prettig of onprettig voelt. Belangrijke thema’s die naar voren kwamen zijn: de relatie tot de omgeving, licht, lucht, beschutting, hygiëne, comfort, routing, sfeer en symboliek.
De relatie tot de omgeving blijkt cruciaal: zichtlijnen naar buiten, verbinding met groen of juist de beslotenheid van een interieur bepalen of we ons geaard voelen in een plek. Licht en lucht spelen direct in op ons lichaam. Daglicht en frisse lucht ondersteunen gezondheid en concentratie, maar werken ook op de emotie: ze maken een ruimte open, levendig en in balans. Beschutting daarentegen geeft ons een gevoel van veiligheid; het biedt geborgenheid binnen de grotere schaal van een gebouw.
Ook minder tastbare factoren als hygiëne en comfort dragen bij aan welzijn. Een ruimte die schoon en verzorgd oogt, wordt sneller vertrouwd. Comfort gaat niet alleen over zitgemak of temperatuur, maar over de algehele balans van prikkels: geluid, geur en tactiliteit. Routing beïnvloedt hoe intuïtief we ons bewegen en oriënteren. Als de looplijnen helder zijn, ontstaat rust; als ze verwarrend zijn, juist spanning. Ten slotte geven sfeer en symboliek betekenis aan een ruimte. Ze zorgen dat een plek meer is dan een functioneel decor, maar een ervaring die raakt aan identiteit en cultuur.


Leren van Fins architect Alvar Aalto
De meerwaarde van het werk van architect Alvar Aalto is dat hij deze elementen niet los van elkaar behandelde, maar in samenhang. Zijn gebouwen tonen hoe licht en materiaal een warme sfeer scheppen, hoe routing vanzelfsprekend voelt, en hoe geborgenheid samengaat met openheid. Aalto wist functionaliteit te verbinden met een menselijke maat, waarbij symboliek en sfeer de ruimte meer betekenis gaven. Daarmee liet hij zien dat welzijn geen optelsom van technische eisen is, maar het resultaat van een zorgvuldig samengestelde ervaring.
Deze case studies maken duidelijk dat interieurarchitectuur hier een sleutelrol speelt: juist in de detaillering en beleving kan een ruimte welzijn bevorderen of belemmeren.
Welzijn als vertrekpunt
Uit mijn onderzoek werd duidelijk dat welzijn in de gebouwde omgeving niet te vangen is in één enkele definitie. Het ontstaat in de samenkomst van vele factoren: de relatie tot de omgeving, licht en lucht, beschutting en comfort, routing en sfeer, maar ook de betekenis die een plek voor mensen kan hebben. Elk aspect afzonderlijk draagt iets bij, maar pas in de samenhang ontstaat de ervaring die we als welzijn herkennen.
Wat mij daarbij opviel, is dat welzijn niet universeel is. Wat voor de één rust geeft, kan voor een ander juist spanning oproepen. Dit betekent dat ontwerpen voor welzijn begint met luisteren: begrijpen wie er gebruik gaat maken van de ruimte, welke behoeftes er zijn en welke context meespeelt. Interieurarchitectuur vraagt om maatwerk en aandacht, juist omdat welzijn zich afspeelt op het snijvlak van het fysieke en het emotionele.
De case studies, en in het bijzonder het werk van Aalto, lieten zien dat het mogelijk is om functionaliteit en beleving met elkaar te verweven. Hij toonde hoe geborgenheid en openheid elkaar kunnen aanvullen, hoe routing intuïtief kan aanvoelen en hoe licht en materiaal samen sfeer scheppen. Voor mij is dat een bevestiging dat welzijn niet het sluitstuk is van een ontwerp, maar het vertrekpunt.
Tien jaar Roem heeft me geleerd dat dit ook in mijn eigen praktijk de rode draad vormt. Iedere keuze in indeling, materiaal en detail is een kans om een ruimte voelbaar te maken. Een interieur dat welzijn centraal stelt, is niet alleen mooi of praktisch, maar ondersteunt het leven dat erin plaatsvindt. Zo vormt welzijn de basis waarop we verder bouwen, en waarmee ik in de toekomst de identiteit van Roem wil blijven versterken.

